Ruth 3,1-18

 


De liefdesdaad van Ruth

Ruth had iets kunnen beginnen met jonge mannen, als vrije vrouw. Dat doet ze niet. Ze legt op de dorsvloer een vraag neer, die aansluit bij haar keuze om bij Naomi te blijven, de vraag aan Boaz om losser te worden. Deze vraag sluit aan bij Naomi’s opmerking: De Heer heeft zijn goedertierenheid niet onttrokken noch aan de levenden noch aan de doden (NBG). De vraag is of Boaz ook op dit kritieke moment in de stroom van deze goedertierenheid meegaat. Waar Ruth in hoofdstuk 1 mee begonnen is. Deze ‘stroom’ sluit aan bij het Pinkstergebeuren.

1
Toen1 zei Naomi, haar schoonmoeder tot haar:
Mijn dochter!
Zou ik voor jou niet een rustplaats2 zoeken, waar3 het je goed zal gaan?
2
Welnu, is Boaz, waar4 jij met zijn meisjes was, niet onze verwant?
Zie, hij is deze nacht bezig op5 de dorsvloer de gerst te wannen.
3
Dus was je, zalf je, doe je kleed6 aan
en daal af naar de dorsvloer.
Maak je niet bekend7 aan de man tot hij klaar is met eten en drinken.
4
Als hij zich dan neerlegt,
moet je de plaats weten waar8 hij zich neerlegt;
dan kom jij,
sla zijn voetendek9 open en leg je neer,
dan zal hij je meedelen wat je moet doen.
5
Zij zei:
Alles wat je mij zei, zal ik doen.
6
Zij daalde af naar de dorsvloer
en deed alles zoals haar schoonmoeder had opgedragen.
7
Boaz at en dronk, hij deed zich te goed
en kwam om zich neer te leggen aan het einde van de (koren)hoop;
zij kwam stilletjes10, sloeg zijn voetendek open en legde zich neer.
8
In het midden van de nacht schrok11 de man,
greep om zich heen,
en zie, een vrouw lag aan zijn voeteneind.
9
Hij zei:
Wie (ben) je?12
En zij zei:
Ik ben Ruth, je dienstmaagd.
Spreid je vleugel13 over je dienstmaagd uit, want jij bent losser.14
10
Hij zei:
Gezegend ben jij voor de Heer, mijn dochter!
Je hebt met je laatste liefdesdaad je eerste nog overtroffen
door geen jonge mannen na te lopen, arm of rijk.15
11
Welnu, mijn dochter, wees niet bang.
Alles wat je zegt zal ik aan je doen.16
Heel de poort van mijn volk weet immers:
je bent een krachtige vrouw.
12
Maar nu is het zo, dat ik inderdaad17 losser ben,
maar er is nog een losser nader dan ik.
13
Leg je rustig neer deze nacht;
en het zal zijn in de morgen:
indien hij je lossen wil, goed, laat hem lossen,
maar indien hij niet wenst te lossen,
dan zal ik je lossen, zowaar de Heer leeft;
leg je neer tot de morgen.
14
En zij strekte zich uit aan het voeteneinde
en stond op voordat een man zijn makker kon herkennen,
want hij zei:
Het moet niet bekend worden,
dat een vrouw naar de dorsvloer is gekomen.
15
Hij zei ook:
Geef de mantel die je draagt, en houd die vast.
En zij hield hem vast,
en hij mat zes (maten) gerstemeel en deed het daarin,
en ging naar de stad.
16
Zij ging daarop naar haar schoonmoeder,
deze zei tot haar:
Hoe is het met je18, mijn dochter?
Daarop vertelde zij haar alles wat de man aan haar gedaan had.
17
En zij zei:
Deze zes (maten) gerstemeel heeft hij aan mij gegeven,
want hij zei tot mij:
je mag niet leeg19 bij je schoonmoeder komen.
18
En zij zei:
Blijf, mijn dochter, tot je weet hoe de zaak zal uitvallen,20
want de man zal niet rusten
tenzij hij de zaak vandaag voltooid heeft.
 

Noten

  1. Veel achtergrondinfo vinden we in https://debijbel.nl/bericht/ruth-in-gesprek-met-genesis↩︎

  2. Dit woord מָנֹ֖וחַ ook in Gen. 49,15; Num. 10,33; Deut. 12,9; Richt. 20,43; 2 Sam. 14,17; 1 Kon. 8,56; Jes. 11,10; 28,12; 32,18; 66,1; Jer. 45,3; 51,59; Micha 2,10; Zach, 9,1; Ps. 23,2; 95,11; 132,8 en 14; 1 Kron. 2,52. Interessant is in Deuteronmium de gelijkstelling van het woord aan de erfenis=het land, dat de Heer geeft.↩︎

  3. אֲשֶׁ֣ר, waarvan geldt dat.↩︎

  4. אֲשֶׁ֣ר, waarvan geldt dat↩︎

  5. Hier wordt de prepositie et gebruikt, waarvoor de gebruikelijke vertaling ‘met’ is.↩︎

  6. שִׂמְלֹתַ֛יִךְ, anders dan in vs. 15: הַמִּטְפַּ֧חַת.↩︎

  7. De nif’al die hier staat letterlijk vertaald: jij mag niet gekend worden!↩︎

  8. אֲשֶׁ֣ר, waarvan geldt dat.↩︎

  9. מַרְגְּלֹתָ֖יו alleen hier in vs. 4, 7, 8 en 14: letterlijk: voetplaats.↩︎

  10. בַ-לָּ֔ט, in t’geheim.↩︎

  11. חרד wordt immers ook gebruikt als aanduiding van (beven van) schrik, Gen. 42,28.↩︎

  12. Dezelfde vraag die ook door Naomi aan Ruth gesteld wordt, zie vs. 16.↩︎

  13. Ruth 2,12 waar Boaz tot Ruth zegt: De Here vergelde u uw daad, en uw loon valle u onverkort ten deel van de Here, de God van Israël, onder wiens vleugelen gij zijt komen schuilen. Hier speelt niet de fysieke betekenis (vogels, aarde, kleed, man) zozeer een rol, hoewel die niet ontbreekt. De betekenis gaat terug op die van de ‘gevleugelde zon’ (Egyptische mythologie https://stringfixer.com/nl/Winged_Sun), maar in de BH is het vaak aanduiding van Gods bescherming, Ex. 19,4; Ps 36,8. Ruth 2,12 en 20 vormen met 3,10 en 4,14 een snoer, die het verband leggen tussen Ruth’s daad, de bereidheid van de medespelers om zich aan te sluiten bij haar liefdesdaad, want die weet zich verzekerd van God’s bescherming.↩︎

  14. Zonder lidwoord. Binnen familieverband heeft lossen de functie de weduwe van een overleden broer te trouwen zodat zijn naam niet wordt uitgewist, Deut. 25,5-6. Van lossen is ook sprake in het geval van een tot armoede vervallen familielid, Lev. 25,47. In dit boekje speelt zeker het belang om Naomi te vrijwaren van armoede. Het is dus een middel in familieverband om totale verarming te voorkomen. Ook in Deuterojesaja speelt lossen een grote rol. In Jes. 54,6-8 noemt Jhwh zichzelf een losser, die zich over Israël als verlaten en versmade vrouw, maar ooit een jeugdliefde, ontfermt. In Genesis 38 wordt Tamar onthouden aan Er, haar zwager. In deze beide geschiedenissen is het thema het losser-schap. Veenhof (Over Lossing en Zwagerhuwelijk, Met Andere Woorden, 41/1) maakt duidelijk dat ook speelt het belang van de familie om haar investering (de bruid) niet kwijt te raken.↩︎

  15. Immers, Ruth had het recht om als ‘vrije’ vrouw haar eigen weg te gaan, maar bleef trouw aan haar schoonmoeder, en kiest de weg van het losserschap, zie: Ruth in gesprek met Genesis.↩︎

  16. Aan je doen, אֶֽעֱשֶׂה־לָּ֑ךְ ook in vs. 16. We moeten de uitdrukking samenlezen met de zaak, die Naomi in vs. 1 aan de orde stelt, de rustplaats, in NBV als ‘thuis’ vertaald. Maar het is zoveel meer, zekerheid ook voor Naomi.↩︎

  17. Really, maar dan is ‘inderdaad’ als antwoord op haar opmerking nog beter.↩︎

  18. Deze vraag luidt letterlijk ‘Wie [ben] jij?’ en uit het verband kan opgemaakt worden, dat zij vraagt naar haar welbevinden. In Ex. 3,11 vinden we מִ֣י אָנֹ֔כִי in de mond van Mozes, waar het een uiting van onvermogen is.↩︎

  19. רֵיקָ֖ם, ook Ruth 1, 21 אֲנִי֙ מְלֵאָ֣ה הָלַ֔כְתִּי וְרֵיקָ֖ם הֱשִׁיבַ֣נִי יְהוָ֑ה Dit woord draagt alles mee van het drama, dat zich voltrokken heeft en van de belofte van dit verhaal. Hier is meer bedoeld dan de zes maten gerstemeel! Het woord komt verder voor Gen. 31,42; Ex. 3,21; 23,15; 34,20; Deut. 15,13; 16,16; 1 Sam. 6,3; 2 Sam. 1,22; Jes. 55,11; Jer. 14,3; 50,9; Ps. 7,5; 25,3; Job 22,9.↩︎

  20. Hier staat een yiqtol van het werkwoord נפל in combi met דָּבָ֑ר, uitvallen.↩︎

Scroll naar boven