Ruth 4,1-22

 


Vertaling: Marco Visser

1
Boaz, hij ging op naar de poort en ging daar zitten.
En zie, de losser ging voorbij, over wie Boaz gesproken had.
Hij zei:
Kom aan de kant en ga hier zitten, Dinges!1
Hij kwam aan de kant en ging zitten.
2
Toen nam hij tien mannen van de oudsten van de stad en zei:
Gaan jullie hier zitten.
Zij gingen zitten.
3
Hij zei tegen de losser:
Het stuk veld van onze broeder Elimelek:
Naömi wil het verkopen,2
die teruggekeerd is uit het veld van Moab.
4
Nu zeg ík – ik wil het jou openlijk ter ore brengen –:
verwerf het ten overstaan van hen die hier zitten,
ten overstaan van de oudsten van mijn volk;
wil jij ‘t lossen, los dan.
Maar wil ie niet lossen,3 meld het mij dan,
zodat het mij bekend is,
want er is buiten jou niemand om te lossen,
behalve ík,4 na jou.
Hij zei:
Ik, ‘k zal lossen.
5
Toen zei Boaz:
Op de dag dat je het veld uit de hand van Naömi verwerft,
verwerf je ook Ruth, de Moabitische,
de vrouw van de gestorvene,
om de naam van de gestorvene in stand te houden op zijn erfdeel.
6
De losser zei:
Dan ben ik niet in staat voor mij te lossen;
dan zou ik mijn [eigen] erfdeel verderven.
Jij, los jij voor jou mijn lossing dan,
nee, ik ben niet in staat te lossen.
7
Zo ging het vroeger in Israël bij lossing en uitruil:
om elk woord gestand te doen,
deed een man zijn sandaal uit en gaf die aan zijn naaste.
Zo ging een getuigenis in Israël.
8
De losser zei tegen Boaz:
Verwerf jij het voor jou.
En hij deed zijn sandaal uit.
9
Boaz zei tegen de oudsten en heel het volk:
Jullie zijn getuigen op deze dag:
dat ik alles wat van Elimelek was, verwerf,
met alles wat van Kiljon en Machlon was,
uit de hand van Naömi.
10
En ook Ruth, de Moabitische, de vrouw van Machlon,
verwerf ik voor mij tot vrouw
om de naam van de gestorvene in stand te houden op zijn erfdeel,
dat de naam van de gestorvene niet wordt afgesneden
van tussen zijn broeders en uit de poort van zijn plaats.
Jullie zijn getuigen op deze dag!
11
Heel het volk in de poort en de oudsten, ze zeiden:
Getuigen!
JHWH zal de vrouw die in je huis komt, maken als Rachel en als Lea,
die getweeën het huis van Israël gebouwd hebben.
Handel dan sterk in Efrata
en roep een naam uit in Betlehem.
12
Moge jouw huis zijn als het huis van Peres,
die Tamar aan Juda baarde,5
uit het zaad6 dat JHWH jou uit deze jonge vrouw zal geven.7
 
13
Boaz nam Ruth en ze werd hem tot vrouw.
Hij kwam tot haar, JHWH gaf8 haar zwangerschap
en zij baarde een zoon.
14
De vrouwen zeiden tegen Naömi:
Gezegend zij JHWH,
die het je niet aan een losser heeft laten ontbreken op deze dag.
Zijn naam wordt uitgeroepen in Israël!
15
Hij zal voor jou zijn: degene die jouw ziel doet terugkeren
en die je grijze haren verzorgt,
want je schoondochter, die jou liefheeft,
heeft hem gebaard.
Zij die voor jou beter is dan zeven zonen.
16
Naömi nam het kind en legde het in haar schoot;
zij werd voor hem tot vertrouweling.9
17
De buurvrouwen riepen hem een naam toe:
Aan-Naömi-is-een-zoon-geboren!
En zij riepen zijn naam: Obed (de Dienende):
híj is de vader van Isaï, vader van David.
 
18
Dit zijn de verwekkingen van Peres:
Peres verwekte Chesron,
19
Chesron verwekte Ram,
Ram verwekte Amminadab,
20
Amminadab verwekte Nachson,
Nachson verwekte Salma,
21
Salmon verwekte Boaz,
Boaz verwekte Obed,
22
Obed verwekte Isaï,
Isaï verwekte David.
 

Noten

  1. פְּלֹנִי אַלְמֹנִי een zekere die-en-die. De verteller legt het er wel heel dik bovenop dat deze ander geen naam mag hebben.↩︎

  2. Of (perf.): ze heeft het al verkocht?↩︎

  3. Opvallende derde pers. enkelvoud.↩︎

  4. Boaz’ pleidooi gaat van וַאֲנִי, ‘ik’, naar אָנֹכִי, ‘ik’. Duidelijk dat hij zichzelf vast naar voren schuift.↩︎

  5. Heel Genesis gaat meezingen.↩︎

  6. Nakomelingschap, nazaten…?↩︎

  7. Twee keer יִתֵּן יְהוָה, ‘JHWH geeft/maakt’ (impf.) in vs 11-12; lastig gelijkluidend te vertalen.↩︎

  8. De verteller aarzelt niet, het komt meteen uit: וַיִּתֵּן יְהוָה ↩︎

  9. Zorgmoeder? אֹמֶֽנֶת, van de stam אמן.↩︎

Scroll naar boven