1 Petrus 2,11-25

 


11
Geliefden, als te gast zijnde vreemdelingen1
dring ik aan af te zien van zelfzuchtige2 verlangens
welke strijden tegen het leven3
12
[en] jullie doen en laten onder de volkeren goed te houden opdat,
terwijl zij over jullie kwaad spreken als over misdadigers,
zij na waarneming op basis van jullie goede werken,
God zullen eren op de dag van de inspectie4
13
Schik je onder5 elk menselijk schepsel6
omwille van je Heer,
hetzij aan de koning als overste,
14
hetzij aan landvoogden als degenen die door hem gestuurd werden
tot straf van schurken en tot lof van wie goed doen7
15
Want zó is het de wil van God
dat jullie door goed te doen
de onwetendheid van de dwaze mensen tot zwijgen brengen,-
16
als vrije [mensen]
zonder de vrijheid te gebruiken als dekmantel voor het kwaad,
maar als slaven van God.
17
Eer allen, heb de gemeenschap lief, vrees God, eer de koning8
18
De huisdienaren9, die zich in alle vrees onderschikken aan meesters,
niet enkel aan goede en vriendelijke maar ook de kromme.
19
Want dit is genade,
als iemand door het bewustzijn van God verdriet doorstaat,
ten onrechte lijdend.
20
Want wat is dat voor een roep10
indien jullie zondigend en geslagen, standhouden.
Maar indien jullie al goed doende en lijdende standhouden,
dat is genade bij God.
21
Want hiertoe zijn jullie geroepen,
omdat ook Christus geleden heeft voor jullie,
jullie een model achterlatend
opdat jullie in zijn voetsporen zouden treden;
22
die geen zonden heeft begaan,
noch is bedrog in zijn mond gevonden;
23
die wanneer hij werd uitgescholden niet terug schold.
Lijdend niet dreigde
maar zich overgaf aan hem die rechtvaardig oordeelde11
24
die zelf onze zonden heeft gedragen12 in zijn lichaam op het hout13
opdat wij, dood voor de zonde,
zouden leven voor de gerechtigheid.
Door zijn striemen zijn jullie genezen.
25
want jullie waren als verdwaalde schapen,
maar jullie hebben je nu omgekeerd
naar de herder en opzichter van jullie leven.14
 

Noten

  1. de twee woorden die min of meer synoniemen zijn, heb ik samengevoegd.↩︎

  2. Eigenlijk ‘vleselijk’, maar uiteindelijk gekozen voor ‘zelfzuchtig’, de mens als een op zichzelf gericht wezen. M.H. Bolkestein, De brieven van petrus en Judas, Callenbach 1984, 94↩︎

  3. psychē ‘Ziel”hoeft niet Grieks te worden uitgelegd, maar het kan betekenen het wezenlijk van de mens en kan ook als toekomstig leven worden opgevat, zie M.H. Bolkestein, 94↩︎

  4. Vaak vertaald als ‘vergelding’. het gaat eerder om toezien, bezoeken, let op de verwantschap met épiskopos’,v. 25.↩︎

  5. hypotassō betekent een erkenning en respect van ieders bijzonder functie↩︎

  6. ‘ktisis’, kan niet betekenen ‘instelling’, maar betekent hier schepsel. De keizer wordt zo terug gebracht tot menselijk schepsel en zo ontgoddelijkt.↩︎

  7. Zou Luther uit deze brief de mosterd gehaald hebben voor zijn uitspraak: Een christen is een zeer vrije heer over alle dingen, aan niemand onderworpen. Een christen is een zeer dienstvaardige knecht van allen, onderworpen aan allen.↩︎

  8. Spreuken 24:21↩︎

  9. Woord wordt gebruik voor huisdienaren. Zij die meewerkten in het huis als onderwijzers en schrijvers bijvoorbeeld. Het kan moeilijk een vocatief zijn als er een lidwoord bij staat en er is sprake van een mediaal participium praesens. Maar hierdoor komt de zin wel in de lucht te hangen. Van Houwelingen zou dit wijzen op een semitische invloed op het Grieks. Waardoor toch gepleit wordt voor een imperatief? P.H.R Van Houwelingen, 1 Petrus. Rondzendbrief uit Babylon, Kok, 2013,12 en 97.↩︎

  10. ‘kleos’ komt van ‘kaleo’, roepen. Ik heb ‘roep’ gebruikt als synoniem van roem.cd↩︎

  11. Participium praesens wordt gebruikt voor gelijktijdigheid.↩︎

  12. het werkwoord heeft ook iets van optillen↩︎

  13. De zin kan grammaticaal duiden op een priesterlijk zondoffer. Het hout is dan de aanduiding van het kruis als altaar (Lev 14:20) Anderen zien liever Jes 53:12. Het kan echter ook de plaats van vervloeking zijn. Met de kruisiging van zijn lichaam worden door de vrijwillige overnam nu aan het het lichaam van Christus klevende zonden gekruisigd. M.H. Bolkenstein, De brieven van Petrus en Judas, Callenbach 1984,112,113↩︎

  14. vers 21-25 citaten uit Jes. 53:5-9↩︎

Scroll naar boven