Jeremia 7,21-28

 


Gehoor geven

21
Zo1 zegt JHWH van de machten,
de God van Israël:
Voeg je brandoffers toe aan je slachtoffers,
en eet (het) vlees.2
22
Want ik heb niet gesproken tot jullie vaderen,
en niet geboden tot hen,
op de dag dat Ik hen deed uittrekken uit het land Egypte,
over de woorden3 van brandoffer en slachtoffer.
23
Maar voorwaar, dít woord heb ik hun (wel) geboden:
Geef gehoor aan mijn stem,
dan zal ik jullie tot God zijn,
en jullie zullen mij tot volk zijn.
en ga op elke weg die Ik jullie gebied,
opdat het jullie goed gaat!
24
Maar zij gaven geen gehoor,
en zij spitsten hun oren niet,
maar ze trokken hun eigen plan, naar de verstoktheid van hun kwade hart,
en gingen achteruit en niet vooruit.
25
Vanaf de dag dat jullie vaderen4 uittrokken uit Egypte
tot op vandaag
heb ik al mijn knechten, de profeten,5 naar jullie gestuurd;
bijtijds6 stuurde ik ze.
26
Maar zij gaven geen gehoor aan mij,
en spitsten hun oren niet,
maar zij bleven hardnekkig7
en deden kwader dan hun vaderen.
27
Je moet al deze woorden tot hen spreken,
maar ze zullen jou geen gehoor geven:8
je zult tot hen roepen,
maar ze zullen je niet antwoorden.
28
Dan zul je tot hen zeggen:
Dit is het heidenvolk9 dat geen gehoor geeft
aan de stem van JHWH zijn God.
en geen correctie aanneemt;
weg is de betrouwbaarheid
verdwenen uit hun mond.
 

Noten

  1. Zie voor deze verzen mijn diss., Waar is de HEER? Dynamiek en actualiteit van het woord van JHWH bij Jeremia, Gorinchem (Narratio) 1997, 139-150. Van het vele daar besprokene slechts één hint: let op שׁמע, ‘horen’, ‘gehoor geven’, dat het motiefwoord is in deze perikoop.↩︎

  2. Ook van de עלות, brandoffers, die normaliter geheel geofferd werden, vgl. 1 Sam 7:9, LXX ὁλοκαυτώματα, mag dus rustig gegeten worden. Fishbane, Biblical Interpretation, 306: de profeet roept op tot dubbele overtreding van de offerwetgeving, want van de עלות mag nooit gegeten worden, van de overige offers alleen door de priesters. In hoge mate ironisch bedoeld.↩︎

  3. Stug Nederlands, maar zie het verband met het דבר, woord, dat JHWH wel geboden heeft, vs. 23.↩︎

  4. ‘(Voor)vaderen, voorgeslacht’, maar liefst 47x in Jer, en meestal negatief.↩︎

  5. ‘Al mijn knechten de profeten’ is staande uitdrukking in Jeremia, bijv. 7:13; 25:4; 26:5; 29:19; 35:15; 44:4 Daarnaast voor 2 Kon, o.a. 7:7.23 rond de val van Samaria. Meestal beschouwd als deuteronomistische term, vanuit deuteron. visie op de geschiedenis.↩︎

  6. Lett. ‘vroeg opstaand en zendend’, NaBij ‘vroeg op de dag.’ De nadruk ligt op niet op de herhaling (NBV: telkens weer) maar op het feit dat JHWH niet laks is geweest.↩︎

  7. Lett. ‘maakten hun nekken hard’, mogelijk ligt hier de oorsprong van deze uitdrukking). Een beeld voor onverbeterlijk handelen: Jer 17:23; 19:15; Deut 10:16. Vgl. 2 Kon 17:14, waar het slaat op de onverbeterlijkheid van het Noordrijk rond de wegvoering.↩︎

  8. Jeremia deelt met Jesaja (6:10; 30:9) de verwachting dat zijn optreden bij voorbaat tot mislukken gedoemd is.↩︎

  9. Met dank aan NaBij! Opmerkelijk dat er geen עם maar גוי staat, een woord dat eerder voor de heidenvolkeren wordt gebruikt. Het woord hoeft niet per se denigrerend te zijn, maar waar Jer het gebruikt voor Israël is dat wel altijd het geval: 5:9.29; 9:8. In 12:16-17 beide naast elkaar, waarbij גוי, ‘dat volk’ duidelijk negatief is.↩︎

Scroll naar boven