Matteüs 21,1-11

 


1
Wanneer zij naderden tot Jeruzalem
en te Bethfage kwamen, aan de olijfberg,
2
toen zond Jezus twee leerlingen uit,
3
terwijl hij tot hen zegt:
Ga op weg naar het dorp,
dat tegenover jullie is,
en direct zullen jullie er een vastgebonden ezel vinden,
met een veulen bij haar.
3
Maak die los en voer ze tot mij.
En als iemand jullie zegt: waarom?
dan zullen jullie zeggen:
De heer heeft ze nodig.
4
Direct zal hij hen echter terugzenden!
 
Dit is evenwel gebeurd,
opdat vervuld zou worden,
wat gesproken is door de profeet, die zegt:
5
Spreek tot de dochter van Sion:
zie, je koning komt tot je
zachtmoedig, een ezel berijdend,
met een veulen, het jong van een lastdier.’
 
6
De leerlingen gingen op weg
en zij deden zoals Jezus hun opgedragen had:
7
zij voerden de ezel en het veulen mee,
en op hen legden zij de gewaden,
8
en hij zat boven op hen.
De talrijkste menigte evenwel,
zij spreidden hun eigen gewaden op de weg,
anderen sloegen takken van de bomen,
en gingen die op de weg uitspreiden.
9
De menigten evenwel,
die hem vooruitgingen én die navolgden,
schreeuwden het uit:
´Hosanna, voor de zoon van David’
Gezegend, die komt in de naam van de HEER,
hosanna door de hoogsten´
 
10
En toen hij Jeruzalem binnenkwam,
was heel de stad geschokt en zei men:
Wie is dit?
11
De menigten evenwel zeiden:
Dit is de profeet, Jezus, uit Nazareth in Galilea.
Scroll naar boven