2 Koningen 4,18-37

Inleiding

Voor mijn uitleg van 2 Koningen 4,8-37, zie mijn artikelen, allemaal te vinden op www.nicoriemersma.nl (zie ‘wetenschap’, zie ‘oude testament’):

(1) Hoe een jong mens weer tot leven komt: Een close reading van 2 Koningen 4,32-35, in: M. den Braber & W. van Wieringen (red.), Elia & Elisa (ACEBT 35), Amsterdam 2022, 21-34.

(2) Een korte reactie op de kritiek [van Bob Becking], in: M. den Braber & W. van Wieringen (red.), Elia & Elisa (ACEBT 35), Amsterdam 2022, 45-49.

(3) Een uitgebreide reactie op de kritiek [van Bob Becking], www.nicoriemersma.nl (blog 11 mei 2022).

(4) Wie is Jhwh? Wie is God? Een bijbels-theologische kijk op 2 Koningen 4:8-37, in: Nico Riemersma et al. (red.), Van God gesproken: Opstellen over bijbelse theologie aangeboden aan JoepDubbink (ACEBT.SS 19), Amsterdam 2023, 137-149.

Vertaling

18
En het gebeurde op een dag dat hij naar buiten ging,
naar zijn vader, naar de maaiers.
19
Hij zei tegen zijn vader:
‘Mijn hoofd, mijn hoofd!’
Hij zei tegen de jongen:
‘Neem hem mee naar zijn moeder.’
20
En hij nam hem mee en bracht hem bij zijn moeder.
En hij zat tot de middag op haar knieën,
toen stierf hij.
21
Zij ging op, legde hem neer op het bed van de Godsman;
ze sloot achter hem af en ging naar buiten.
22
Zij riep haar man en zei:
‘Stuur mij toch één van de jongens met één van de ezelinnen,
zodat ik snel naar de Godsman kan gaan en terugkeren.
23
Hij zei:
‘Waarom zou je vandaag naar hem toe gaan?
Het is geen nieuwe maan en geen sabbat.’
Maar zij zei:
‘Alles is goed.’
24
Toen zadelde zij de ezelin
en zei tegen haar jongen:
‘Drijf [de ezelin] op en ga;
houd voor mij niet in om door te rijden,
tenzij ik het je zeg.
25
Hij ging en kwam bij de Godsman, bij de berg Karmel.
 
En het gebeurde, toen de Godsman haar van een afstand zag,
dat hij tegen Gehazi, zijn jongen, zei:
‘Zie, zij daar is de Sunamitische.’
26
Nu, ga haar toch snel tegemoet en zeg haar:
“Alles goed met u?
Alles goed met uw man?
Alles goed met uw kind?”‘
Zij zei:
‘Alles is goed.’
27
Ze kwam bij de Godsman, bij de berg,
en greep zijn voeten.
Gehazi kwam naderbij om haar weg te duwen,
maar de Godsman zei:
‘Laat af van haar,
want haar ziel is bitter voor haar.
Jhwh heeft het voor mij verborgen
en het mij niet bekendgemaakt.’
28
Zij zei:
‘Heb ik een zoon van mijn heer gevraagd?
Heb ik niet gezegd:
“Schenk mij geen valse rust!”‘
29
Hij zei Gehazi:
‘Omgord je middel,
neem mijn staf in je hand en ga;
als je iemand treft, zegen [groet] hem niet,
en als iemand jou zegent [groet], geef hem geen antwoord.
Leg mijn staf op het gezicht van de jongen.
30
De moeder van de jongen zei:
Jhwh leeft en uw ziel leeft,
ik zal u niet verlaten.’
Toen stond hij op en ging achter haar aan.
31
Gehazi was voor hen uit overgestoken.
Hij legde de staf op het gezicht van de jongen,
maar er kwam geen geluid en er was geen opmerkzaamheid.
Hij keerde terug, hem tegemoet,
en maakte hem bekend, zeggend:
‘De jongen is niet ontwaakt.’
32
Toen Elisa bij het huis kwam,
zie, de jongen was dood en op zijn bed neergelegd.
33
Hij kwam, sloot de deur achter hen beiden
en bad tot Jhwh,
34
Hij besteeg
en legde zich neer op het kind
Hij legde zijn mond op diens mond,
zijn ogen op diens ogen
en zijn handen op diens handen.
en hij hurkte op hem.
waarop het vlees van het kind warm werd.
35
Hij keerde terug en ging in het huis op en neer.
Hij besteeg
en hurkte op hem.
waarop de jongen tot zevenmaal toe nieste
en de jongen zijn ogen open deed.
36
Hij riep tot Gehazi en zei:
‘Roep deze Sunamitische.’
Hij riep haar
waarop ze naar hem toe kwam.
Hij zei:
‘Neem uw zoon mee.’
37
Zij kwam, viel voor zijn voeten neer
en boog zich ter aarde.
Zij nam haar zoon mee
en ging naar buiten.
Scroll naar boven