Jeremia 29,1-14

Inleiding

Deze perikoop is het begin van een brief die Jeremia schreef aan de eerste groep ballingen in Babel, weggevoerd nog vóór de inname van Jeruzalem in 587, het begin van de eigenlijke ‘Babylonische ballingschap’ (zie 2 Kon. 24:8-17). Het is een verrassende brief, onder deze ballingen niet met erg veel enthousiasme werd ontvangen, blijkens 29:24-29.1

Vertaling

1
Dit zijn de woorden van de brief2
die de profeet Jeremia uit Jeruzalem heeft gestuurd
naar het overblijfsel van de oudsten der ballingschap3
naar de priesters, de profeten en naar heel het volk
die Nebukadnessar in ballingschap had gevoerd
van Jeruzalem naar Babel
2
— nadat weggetrokken waren koning Jechonja en de koningin-moeder4
de hovelingen, de leiders van Juda en Jeruzalem
en de timmerman en de smid5 uit Jeruzalem —
3
door6 de hand van Elasa de zoon van Safan
en Gemarja de zoon van Chilkia7
die Sedekia, koning van Juda, had gestuurd
naar Nebukadnessar de koning van Babel, met de woorden:
4
Zo zegt Jhwh van de machten, de God van Israël
tot heel de ballingschap
die ik8 uit Jeruzalem naar Babel in ballingschap heb gevoerd:
5
Bouw9 huizen en woon [daarin]
plant tuinen10 en eet de vrucht daarvan;
6
neem vrouwen en verwek zonen en dochters11
neem voor jullie zonen vrouwen
en jullie dochters, geef die aan mannen
opdat zij zonen en dochters baren;
vermenigvuldig12 daar en verminder niet.
7
Zoek de vrede13 voor de stad14
waarheen ik jullie in ballingschap heb gevoerd
en bid ten gunste van haar tot Jhwh
want in haar vrede zal er [ook] voor jullie vrede zijn.15
8
Want zo zegt Jhwh van de machten, de God van Israël:16
Laten jullie profeten, die in jullie midden zijn, en jullie waarzeggers
jullie niet verleiden17
en hoor niet naar jullie dromers,18 die je laat dromen
9
want leugenachtig profeteren zij tot jullie in mijn naam:
ik heb hen niet gestuurd! — spreuk van Jhwh.
10
Want zo zegt Jhwh:
Voorwaar, zodra voor Babel zeventig jaren vervuld zijn
dan zal ik jullie bezoeken
en mijn goede woord aan jullie gestand doen
door jullie te doen terugkeren naar deze plaats.
11
Want ik weet de plannen die ik over jullie plan19
— spreuk van Jhwh
plannen van vrede en niet van kwaad
om jullie toekomst en hoop te geven!
12
Dan zullen jullie mij aanroepen
en jullie zullen gaan en bidden tot mij
en ik zal naar jullie horen;
13
dan zullen jullie mij zoeken en vinden20
voorwaar, jullie zullen naar mij vragen met heel jullie hart
14
en ik zal me door jullie laten vinden– spreuk van Jhwh
en ik zal een keer brengen in jullie lot21
en jullie verzamelen uit alle naties en alle plaatsen
waarheen ik jullie verdreven had — spreuk van Jhwh
en ik doe jullie terugkeren naar de plaats
waarvandaan ik jullie in ballingschap had gevoerd.

Exegetische kanttekeningen

In dit hoofdstuk vindt een wending naar het heil plaats, die in volgende hoofdstukken in Jeremia 30-33 (het ‘Troostboek’) wordt voortgezet. Maar om dit woord als heilsprofetie te (h)erkennen moet je wel accepteren dat het lang gaat duren. De ‘zeventig jaar’ mogen niet letterlijk bedoeld zijn, het is wel een tijd van twee à drie generaties. Niet alle exegeten beseffen dat voldoende (Fischer niet, bijvoorbeeld).

Het is een historisch gedeelte dat echter veel meer is dan een stukje geschiedenis, maar heel dichtbij kan komen. Ik schreef er ooit over in De Eerste Dag:

 

‘Een prachtig gedeelte om over te preken. Ballingschap roept vele associaties op, die direct invoelbaar zijn: je kunt aan hedendaagse ballingen denken, vluchtelingen en asiel­zoekers, maar ik zou het daar zeker niet toe beperken. Je kunt je namelijk op zoveel manieren ont­heemd voelen; er ligt een verloren paradijs achter je, althans zo voelt het; je bent tegen wil en dank terecht gekomen op een plaats en in een situatie die je niet gekozen hebt, waar je niet wilt zijn.

Homiletisch misschien het belangrijkst is een derde soort ballingschap: het besef, uitein­delijk niet thuis te zijn in deze wereld, niet te kunnen wennen aan het gebrek aan gerech­tigheid en trouw, en aan de liefdeloosheid in deze wereld. Niet kunnen geloven, dat het leven zó door God bedoeld is. Ook dan zijn er vele vluchtwegen. De ene is: hier niet werkelijk het leven léven, maar immer-kritisch buitenstaander blijven. Daartegen richt Jeremia 29 zich. De andere is, zó opgaan in dit leven dat het verlangen naar iets anders verdwijnt. Dat was ook aan het eind van de ballingschap een echt probleem; een deel had zo’n bloeiend zaakje opgebouwd dat ze niet meer terug wilden! Daartegen zou je Psalm 137 kunnen zingen: ‘Indien ik u vergete, o Jeruzalem, zo vergete mij mijn rechter­hand.’

Noten

  1. Een ingewikkelde kwestie: formeel-grammaticaal citeert Jeremia in zijn brief een brief die vanuit de kring van de ballingen terug is gestuurd naar Jeruzalem in reactie op de ontvangst van zijn brief! Dat is een Escheriaanse onmogelijkheid, maar de inhoud van die reactie is veelzeggend: ‘Hoe haalt die profeet in Jeruzalem het in zijn hoofd ons zo’n brief te sturen, en waarom doet de hogepriester daar niets aan?!’↩︎
  2. De geschetste situatie is historisch, maar het blijft de vraag of het literaire fictie is, of dat het hoofdstuk berust op één of meer echte brieven. Dat laatste is zeker niet uitgesloten, aldus bijv. K.A.D. Smelik, ‘Correspon­dentie in ballingschap’, in: ACEBT 14, p. 78.↩︎
  3. גולה duidt zowel het abstracte begrip ballingschap als de groep in ballingschap aan (HALOT). Dat de oudsten genoemd worden, duidt erop dat binnen deze groep mensen nog steeds een functie hebben, mogelijk zelfs een vorm van zelfbestuur.↩︎
  4. Letterlijk ‘gebiedster’ maar breed geïnterpreteerd als ’the queen mum’. In dat geval heeft ze ook een naam: Nechusta de dochter van Elnatan (2 Kon. 24:8).↩︎
  5. De enkelvouden zijn collectief bedoeld, maar dat kan in het Nederlands ook.↩︎
  6. De voorlezer zij gewaarschuwd voor deze zin over drie verzen! Het ‘door de hand van’ sluit aan bij vers 1, maar als je niet goed voorleest en duidelijk maakt dat vers 2 een terzijde is, lijkt het of Elasa de man achter de ballingschap is. Je kunt dat risico uitsluiten door de zin in de vertaling te knippen (zo NBV21) maar het moet wel kunnen bij goed voorlezen.↩︎
  7. De namen zijn veelzeggend. De familie Safan is een vooraanstaande schrijversfamilie die erg belangrijk is, en die steeds aan de kant van profeten als Jeremia staat (vgl. Jer. 26:24; 36:10vv; 39:14); ook Gedalja, de gouverneur die vermoord wordt, komt uit deze familie. Gemarja ben Chilkia zou de zoon van de hogepriester Chilkia kunnen zijn, die volgens 2 Kon. 22:4vv in 622 de wetsrol in de tempel vond.↩︎
  8. Opmerkelijk, dat Jhwh hier de verantwoordelijkheid voor de ballingschap naar zichzelf toe trekt, terwijl die in vs. 1 nog op het conto van Nebukadnessar stond. Maar het klopt natuurlijk wel, daar Nebukadnessar optreedt als ‘mijn (Jhwh‘s) dienaar’, vgl. 25:9; 27:6. God neemt hier zijn verantwoordelijkheid, wat wij daarvan ook vinden.↩︎
  9. Bouwen en planten waren de positieve werkwoorden in 1:10, na vier negatieve; hier begint de wending in het boek. Tuinen en huizen staan voor een vorm van settelen.↩︎
  10. De enige andere tuin die in Tenach wordt geplant, is die in Eden in Gen. 2:8.↩︎
  11. Het aangaan van relaties is een nog verdergaande stap van integratie en je vestigen in het vreemde land. De vraag rijst of het zoeken van partners strikt endogaam (binnen de eigen groep) bedoeld is, of dat ook buiten­landse mannen en vrouwen in beeld komen. Fischer: het krijgt geen nadruk maar wordt ook niet uitgesloten, is hier gewoon niet het punt. Weippert: impliciete opdracht tot gemengde huwelijken, tegen de afzonderings­politiek van Ezra en Nehemia.↩︎
  12. Alleen nog in deze betekenis Gen. 1:29; 9:1.↩︎
  13. שלום is natuurlijk meer dan vrede, omvat ook welzijn, voorspoed, geluk misschien.↩︎
  14. Met precies dezelfde uitdrukking gebiedt Deut. 23:7 om juist niet bij te dragen aan het welzijn van Moabieten en Ammonieten; bewuste tegenstelling?↩︎
  15. Fischer: ‘Es gibt eine Schicksalsgemein­schaft aller Menschen, sodaß Glück nicht gegen Andere, sondern nur mit ihnen erlangt werden kann.’↩︎
  16. Ik zie ervan af hier weer in te springen, wat eigenlijk zou moeten.↩︎
  17. Het thema ‘leugenprofeten’ lijkt wat af te leiden van de hoofdlijn, maar het is wel verbonden; vgl. Jer. 28 over de leugenprofeet Chananja, in aansluiting bij Jer. 27 waarbij Jeruzalem wordt opgeroepen mee te bewegen met de belegerende Babylonische macht. In 29:15vv en 21vv komt dit thema nog terug, en het is niet zonder belang: fake news, desinformatie overal!↩︎
  18. חלמתיכם is lastig. Vaak leest men ‘jullie dromen’ maar met een qametz aan het begin kun je ook ‘jullie dromers’ lezen. De versiones ondersteunen dat, LXX οἱ μάντεις ὑμῶν. Ook het vervolg, ‘die je (subject!) laat dromen’ past dan beter. Interpretatie: het gaat om gewenste dromen, ‘op bestelling’.↩︎
  19. Typisch Jeremiaanse uitdrukking.↩︎
  20. Vgl. Deut. 4:29, bijna woordelijk, Jes. 55:6.↩︎
  21. Ook hier een constructie met een cognate verb, vgl. plannen plannen in vs. 11; zie HALOT. Niet na te doen in Nederlands, vgl. Buber: ‘Ich lasse euch Wiederkehr kehren…’. Vgl. vooral ook Job 42:10.↩︎
Scroll naar boven