Marcus 16,1-8
- Vierdag: 30-3-2024, Paasnacht
- Boek: Marcus
- Perikoop: Marcus 16,1-8
- Vertaler: Nico Riemersma
Inleiding
Voor de Postille 2003-2004 (Zoetermeer 2003, pp. 87-90) schreef ik een exegetisch-homiletisch verhaal over de slotzin, Marcus 16,8, ook te vinden op www.nicoriemersma.nl, blog 16 mei 2013.
Onder de titel ‘Een raadselachtige gestalte in het Marcusevangelie: over de neaniskos in Marcus 14,51-52 en 16,5′ schreef ik in Interpretatie 22/2 (2014), 20-23, een verhaal over de jongeman in het graf. Een uitgebreidere versie is te vinden op www.nicoriemersma.nl, blog 31 januari 2014.
Op www.nicoriemersma.nl, blog 4 april 2022, is ook een preek van mijn hand te vinden over Marcus 16,1-8.
Vertaling
1
Toen de sabbat verstreken was,
kochten Maria, de Magdaleense en Maria, die van Jacobus, en Salome, specerijen
om hem te gaan zalven.
2
Zeer vroeg, op de eerste van de week komen ze bij het grafmonument,
toen de zon was opgegaan.
3
Ze zeiden tegen elkaar:
‘Wie zal voor ons de steen omhoog rollen uit de ingang van het grafmonument?’
4
Opkijkend aanschouwen ze dat de steen omhoog is gerold,
want hij was zeer groot.
5
Toen ze het grafmonument waren binnengegaan,
zagen ze een jongeman,
gezeten aan de rechterkant,
bekleed met een wit gewaad.
Ze raakten in ontsteltenis.
6
Hij zegt hen dan:
‘Weest niet ontsteld,
Jezus zoeken jullie,
de Nazarener,
de gekruisigde.
Hij is hier niet,
zie de plaats waar ze hem gelegd hebben.
7
Maar gaat heen,
zegt aan zijn leerlingen en aan Petrus
dat hij jullie voorgaat naar Galilea.
Daar zullen jullie hem zien,
zoals hij jullie gezegd heeft.’
8
Toen ze eruit waren gegaan,
vluchtten ze weg van het grafmonument,
want siddering en ontzetting had hen in de greep.
Niemand zeiden ze iets,
want ze waren bevreesd.