Micha 4,1-5

Vertaling

1
Aan het eind van de dagen zal (het) zijn:
Dan zal de berg van het huis van de Eeuwige
vaststaan1 als de hoogste van de bergen.
Hij zal verheven zijn boven (de) heuvels.
Daarop zullen de naties2 toestromen.
2
Vele volken zullen komen
en zeggen:
Ga (mee),
laten wij opgaan naar de berg van de Eeuwige
en naar het huis van de God van Jakob.
Hij zal ons onderwijzen in3 zijn wegen,
dat wij dan zijn paden gaan.
Ja4,
uit Sion komt onderwijs
en het woord van de Eeuwige uit Jeruzalem.
3
Hij zal recht spreken tussen vele naties
en vonnissen over machtige volken,
tot in de verte.
Dan zullen zij hun zwaarden omsmeden tot ploegscharen,
hun speren tot snoeischaren.
Niet zullen zij, volk tegen volk, nog het zwaard opheffen
en zij zullen zich niet meer oefenen in oorlog.
4
Men zal ieder onder zijn wijnstok zitten
of onder zijn vijgenboom,
er is niemand die opschrikt.
Ja,
de mond van de Eeuwige, Hij van de legermachten, zegt dit.
 
5
Ook al gaan alle naties ieder in de naam van zijn god,
wij, wij zullen gaan in de naam van de Eeuwige, onze God,
voor eeuwig en altijd.5

Noten

  1. כון: HAL: ‘Bestand haben’. Hier wordt een participium gebruikt om aan te duiden dat dit blijvend is.↩︎
  2. Deze passage gebruikt de termen גוי en עם. De eerste term is vertaald met ‘volk’ (4:2.3), de tweede met ‘natie’ (4,1.3.5).↩︎
  3. Daarmee is getracht de prepositie מן recht te doen. De verbinding van dit werkwoord met deze prepositie komt alleen hier en in de parallelle plaats Jes. 2,3 voor.↩︎
  4. כי is emfatisch vertaald.↩︎
  5. Deze betuiging van verbondenheid met de Eeuwige, waarin het nadrukkelijke ‘wij’ (אנחנו) wordt gebruikt, onderscheidt zich van het voorafgaande.↩︎
Scroll naar boven