1 | `aroem´, homoniem!: onvertaalbaar. |
2 | `onder´: vgl. aroem met: aroer, vervloekt onder al het vee… vers 14. |
3 | De slang citeert twee losse flarden uit Gods gebod (`Je mag alles, maar niet…´) en versjteert het daarmee. Slangentaal i.v.m. met `god´ is: Je mag niet…! De NBV gaat in 3,1 ev volstrekt de mist in! |
4 | De slang vermeed de godsnaam JHWH. De vrouw neemt dat over als zij háár versie geeft van `wat God gezegd heeft´ in 2,16.Zij maakt bovendien van `álle bomen´ N.B. `de vrúcht van de bomen.´ |
5 | De `parafrase´ door de vrouw van wat God gezegd heeft, zet de slang weer recht door letterlijk te citeren: `stérven´ [met de inf. abs.]. echter voorzien van `lo´. Néé. Der Geist der stets verneint. |
6 | NB meervoud. |
7 | `náákt´ met accenten om de `frequentatieve´ vorm: `érom´, ipv `aroem´ aan te geven. |