Exodus 21,12-25

 


Soms valt God zichzelf in de rede.

Het Oude Testament heeft niet zo’n goede pers. Al die wreedheden en de ongelijkheid! En nog wel bevolen door God zelf.

We spreken graag over het boek Exodus als een boek van bevrijding. En terecht. Maar nu staan we bij de berg Sinaï en lezen we de rechtsregels van Exodus 21-23, juridische regelingen voor het publieke leven. In de eerste bepalingen blijkt slavernij een ‘gewoon’ maatschappelijk verschijnsel. Mensen kunnen andere mensen ‘in bezit’ hebben: een meester ijn saaf, een man zijn vrouw.

De rechtsregels in Exodus 21-23 zijn voor gelovige bijbellezers soms een heel ongemakkelijke erfenis. Dingen die in onze cultuur een ernstig probleem zijn, lijken daar vanzelfsprekend. De verzen 1 – 11 bespreken schuldslavernij, daar ging het bij dat gedeelte over. De rechtsregels vanaf vers 12 gaan over bezit, schade, doodslag en vergelding, en niet zelden wordt de doodstraf opgelegd.

Theologie en liturgie slaan deze teksten doorgaans over. Want hier staan aanwijzingen voor een maatschappij in de oudheid, niet voor de onze. Zeker, maar dan? Jonathan Sacks noemt zijn recente studie2019 van Exodus: Boek van bevrijding. Dat is te mooi, want de harde teksten bespreekt hij niet.

Wie de bijbel leest kan er echter niet om heen. Deze stukken uit Exodus dwingen ons na te denken over antieke religie, maar ook over Gods spreken en zijn aanwezigheid in het menselijk bestaan, vanaf de uittocht uit Egypte tot vandaag. De opzet van Exodus is immers dat God zelf deze rechtsregels formuleert en aan Mozes opdraagt. Wat zegt dat over God? Als joden en christenen daar niet over nadenken, doet Maarten van Rossem dat wel voor ons.

Deze rechtsregels geven een kijkje in de maatschappij van de oud-oosterse wereld waar Israël onderdeel van was. Je kunt ook zien dat het oude Israël minder klassen kende dan bijvoorbeeld de oud-Babylonische maatschappij. Daar maakte de wetgever een onderscheid tussen hogere en lagere komaf. Als iemand uit de elite de dochter van iemand anders uit de elite zo slaat, dat ze een miskraam krijgt, dan is de boete 10 stuks zilver. Maar als het de dochter van een gewone burger betreft, dan is de boete de helft: 5 stuks zilver. Als de dochter uit de hogere stand ook sterft, dan is de prijs hoog: het leven van zijn eigen dochter. Maar als de dochter uit de gewone burgerij sterft, dan volstaat een hoge boete.

Exodus kent dat standsverschil tussen burgers niet. De prijs is in zulke gevallen voor iedereen dezelfde.

22
Wanneer mannen in gevecht zijn en zij stoten een zwangere vrouw,
zodat ze haar vrucht verliest, maar er geen sprake is van blijvend letsel,
dan moet er een boete opgelegd worden.
Zoveel als de echtgenoot hem oplegt, moet hij betalen volgens een rechterlijke beslissing.
23
Maar wanneer er wel sprake is van blijvend letsel,
dan moet je leven geven voor leven,
een oog voor een oog,
een tand voor een tand,
een hand voor een hand, ….
 
20
En in het geval iemand zijn slaaf of slavin slaat met een stok,
zodat hij door zijn toedoen sterft,
dan moet er vergelding plaats vinden.
21
Alleen, als de slaaf (of slavin) na een of twee dagen weer kan opstaan,
wordt er geen vergelding opgelegd.
Het is immers zijn eigen geld.
 
12
Wie iemand slaat zodat hij sterft,
moet zeker gedood worden.
13
Maar wanneer hij er niet op uit is geweest,
en God het via zijn hand deed,
dan bepaal ik een plaats waar hij naar toe kan vluchten.
14
Maar in het geval iemand met opzet zijn naaste aanvalt
om hem verraderlijk te vermoorden,
dan moet je hem bij mijn altaar weghalen om te sterven.
 

Noten

  1. Matthéus 5↩︎

  2. Jesaja 1↩︎

Scroll naar boven