Ezechiël 1,1-5

 


1
Het1 geschiedde in het dertigste jaar
in de vierde maand op de vijfde dag van die maand
toen ik te midden van de ballingen was bij de rivier de Kebar
– de hemel ging open –
dat ik godsverschijningen zag.2
2
Op de vijfde dag van die maand
– het was het vijfde jaar van de ballingschap van koning Jojakin –
3
is het woord van JHWH gekomen
is het gekomen tot Ezechiël,3 de zoon van Buzi, de priester
in het land der Chaldeeën, aan de rivier de Kebar.
De hand van JHWH kwam daar over hem.
4
Ik zag
en zie: een stormwind kwam uit het noorden4
een grote wolk en flikkerend vuur;
er was glans omheen
en uit het midden ervan
iets dat oogde als barnsteen, midden uit het vuur
5
en uit het midden ervan [kwam] een gedaante van vier levende wezens
en zo zagen zij eruit:
Ze hadden een menselijke gedaante,
 

Noten

  1. Vertaling: Amstelpreekteam, corr. Evert van den Berg↩︎

  2. wjhj landt hier op een ipf. cons., de vorige drie regels bevatten achtergrondinformatie.↩︎

  3. Ezechiel betekent ‘God maakt hard’.↩︎

  4. Uit het noorden komt in de Schrift altijd onheil.↩︎

Scroll naar boven