Ezechiël 1,26-28

 


26
Boven het gewelf boven hun hoofden was iets
dat eruitzag als lazuursteen:
De gedaante van een troon
en op de gedaante van die troon
een gedaante die eruit zag als een mens
daarbovenop.
27
En ik zag:
Iets dat oogde als barnsteen
het zag eruit als vuur, met een huis eromheen.
Vanaf wat eruitzag als zijn heupen naar omhoog
vanaf wat eruitzag als zijn heupen naar beneden
zag ik
iets dat eruitzag als vuur met een glans eromheen.
28
Als iets wat eruitzag als de boog
die ontstaat in de wolken op een regendag
zo zag de glans eromheen eruit.
Zo zag de heerlijkheid van JHWH eruit.1
 

Noten

  1. vertaling Amstelpreekteam, bewerkt door Evert van den Berg↩︎

Scroll naar boven