Job 10,1-22

 


1
Ik1 walg van mijn eigen leven,
mijn klacht over mijzelf wil ik de vrije loop laten,
laat ik hier spreken in de bitterheid van mijn ziel:
2
Ik zeg tot God:
Verklaar mij niet schuldig!
Laat mij weten waarover je met mij twist!
3
Doet het je goed
dat je onderdrukt,
dat je het werk van je eigen handen minacht
en je stralen zendt over de plannen der goddelozen?2
 
4
Heb je ogen van een vergankelijk mens,
zie je zoals een mens kijkt?3
5
Zijn je dagen als de dagen van een mens,
zijn je jaren als de dagen van een man
6
dat je zoekt naar mijn schuld
en dat je bedacht bent op mijn zonde,
7
ofschoon je wéét4
dat ik niet schuldig ben.
Geen ontsnapt aan jouw hand!
 
8
Jouw handen hebben mij gevormd
en ze hebben mij voltooid geheel rondom,
en je wilt mij verzwelgen!
9
Bedenk toch
dat je mij van leem gemaakt hebt
en je wilt mij tot stof terugbrengen,
10
dat je mij als melk hebt uitgegoten
en mij als kaas hebt laten stremmen!
11
Met huid en vlees heb je mij bekleed,
met beenderen en spieren mij gevlochten!
12
Leven en trouw heb je mij bereid,
en je zorg behoedde mijn geest!
13
En déze dingen verborg je in je hart,
ik weet dat dit bij je was!
 
14
Stel, ik had gezondigd
en je merkte dat op,
mijn overtreding was niet onbestraft gebleven.
15
Stel, ik zou schuld hebben, wee mij,
maar zou ik in mijn recht staan,
ik hief mijn hoofd niet op,
zat van schande, maar aanzie5 mijn ellende.
16
Als ik mij zou verheffen
dan zou je mij achterna jagen als een jonge leeuw,
steeds opnieuw handel je wonderlijk tegen mij.
17
Jij vernieuwt je getuigen tegen mij,
talrijk maak je je krenking met mij
steeds nieuwe drommen overvallen mij!
 
18
Waarom heb je mij uit de moederschoot laten komen,
was ik maar omgekomen zonder dat een oog mij zag.
19
Dan was ik alsof ik nooit was geweest.
Ik was van de moederschoot gebracht naar het graf.
 
20
Zijn mijn dagen niet weinig?
Houd op en laat van mij af,
zodat ik een weinig lachen kan,
21
voordat ik ga
en niet terugkom,
naar het land waar duisternis stikdonkere duisternis is,
22
een verduisterd land, duister en stikdonker
zonder orde, waar helderheid donker is.
 

Noten

  1. Vanaf Job 9:1 is Job zelf voor de tweede maal aan het woord.↩︎

  2. hier lees ik dat JHWH de kant kiest van de goddelozen.↩︎

  3. vs. 4a en b zijn twee gelijkwaardige delen van één vers, en b een alternatieve formulering, zo lees ik het! ↩︎

  4. Job 16:17↩︎

  5. Het commentaar bij de BHS geeft רָאֶה = videns, vel l וּרְוֵה = et satiatus en dan “vol van mijn ellende”. רְאֵ֥ה is een imperatief, en kan gezien het vervolg ook zo vertaald worden, maar ten aanzien van het voorafgaande is het een breuk: ik ben altijd het haasje (voorafgaande), maar ik wou dat je daar eens mee ophield (aanzie mijn ellende!) Kijk nou eens naar mijn kant van de zaak!↩︎

Scroll naar boven